Hier ben ik: admiraal Lumey. Eigenlijk heet ik Willem van der Marck, heer van Lummen. Ik ben de leider van de Watergeuzen, de kapers en de veroveraars op zee en wateren in de Nederlanden, zoals de Haarlemmermeer. Willem van Oranje zelf heeft ons gevraagd speciaal de Spaanse schepen aan te vallen. En dat doen we nu onder mijn leiding.
Willem van Oranje is een leugentapper. Hij waait met alle winden mee. Hij vindt de papen goed, maar de gereformeerden legt hij geen strobreed in de weg. Hij is bevriend met die duivel van een Spaanse koning, maar hij vindt hem wel te streng voor ons. Ach, hij weet gewoon niet wat hij wil. Nou, ik zal hem eens laten zien wat ik wil! Weg met de Spanjolen en weg met het paapse gebroed!
Op 1 april lagen wij met onze schepen vlak voor de kust bij Den Brielle. En ja, IK heb Den Brielle ingenomen en die duivelspechten van soldaten eruit gegooid! Ik heb een aantal paapse monniken die uit Gorcum kwamen, laten ophangen. En o ja, een vriend van Oranje, een priester nota bene: die kan het ook niet meer navertellen.
Hier was Oranje niet blij mee. Nee, de afspraak was, dat ik niemand zou doden. Maar van mij mogen die papen vertrekken! Ik was ook woedend toen die Alva Egmond en Hoorne liet onthoofden. Ik heb toen gezworen mijn nagels, mijn baard en mijn haren te laten groeien totdat ik wraak genomen zou hebben. Dat bezorgde me de bijnaam Overste Langnagel, haha.
Ja, de mensen waren bang voor me. Toen ik in Haarlem was, ontmoette ik Coornhert, ook zo’n vriendje van Oranje. Hij was Secretaris van de Staten van Holland – jaja, een mond vol. En wat was nou zijn eerste taak? Al mijn zogenaamde wreedheden en misdaden op schrift stellen, zodat ze redenen hadden om mij gevangen te nemen. Stank voor dank!
Toen ik dat hoorde, ben ik heel kwaad geworden. Ik heb hem gezegd dat ik hem nog af zou maken! Nou, toen wist Coornhert niet hoe snel hij weer naar Duitsland moest vluchten. Hij is geen drie maanden secretaris geweest. Wat een lafbek, hè?