Ik ben Justus Lipsius. Eigenlijk Joost Lippes, maar met een Latijnse klank lijk ik belangrijker.
Ik ben katholiek opgevoed en deed de Latijnse correspondentie voor een bisschop in Rome. Toen Willem van Oranje in 1575 in Leiden een universiteit oprichtte, kreeg ik daar een leerstoel aangeboden. Ik schreef boeken, in het Latijn, over dingen die veel mensen bezighielden.
Een van die boeken heet Constantia: Standvastigheid. Ik schrijf daarin over het vermogen om vrijwillig en zonder klagen alles te verduren wat je overkomt. Alles is voorbestemd, dus vecht er maar niet tegen. Veel mensen wilden het boek lezen, en het bood steun aan veel mensen. Zeker in deze onzekere tijden met muitende Spaanse soldaten en belegeringen van steden, waarvan iedereen nog herinneringen heeft van plunderingen en honger.
Coornhert in Haarlem wilde het boek wel vertalen in het Nederlands, maar kon zich niet voorstellen dat mensen alle ellende vrijwillig en zonder klagen konden ondergaan. En omdat we daar zo verschillend over dachten, ging zijn vertaling niet door. Een ander ging het doen.
In 1590 schreef ik Politica, een handboek voor vorsten. Daarin pleitte ik ervoor dat de regering de publieke uitoefening van één godsdienst toe moest staan. Tegen alle andere gelovigen moest worden opgetreden.